donderdag 10 december 2020

Kerst 2020



Extra materiaal van het kerstverhaal voor kinderen. 

Kerstverhalen

Op zoek naar het kerstkind Voorleesverhaal door Nieske Selles -Ten Brinke ‘Kom snel, Tuvia! Er zijn herders in de stad met een heel vreemd verhaal. Mijn vader vertelde het. Ga je mee? Dan gaan we ze zoeken!’ Amos staat hijgend voor Tuvia. Die is nog druk bezig om twee takjes met een restje touw aan elkaar vast te maken. Hij maakt een wagen om aan zijn houten paard te binden. Het lukt al aardig. Amos trekt hem aan zijn arm. ‘Kom nou Tuvia. Straks zijn ze misschien de stad weer uit.’ De nieuwsgierigheid wint het van zijn verlangen om de wagen af te krijgen. ‘Wat voor verhaal hebben ze dan?’ vraagt Tuvia aan zijn buurjongen. 

Die haalt zijn schouders op, Tuvia met zich meetrekkend. ‘Ik weet het niet precies. Er is iemand geboren. En de herders zeggen dat alles nu gaat veranderen. Ik wil horen wat er precies gebeurd is. Kom!’ 

Samen hollen de jongens over de stoffige straten. Er zijn weinig mensen op straat. Maar als Tuvia en Amos dichter bij het centrum van Betlehem komen, wordt het steeds drukker. Mensen praten opgewonden. Sommigen lachen en roepen spottend: ‘Heb je het verhaal gehoord van de herders? Haha… een engelenkoor in de nacht. Dat kan toch helemaal niet?’ Een herbergier die zijn straatje schoonveegt voor de nieuwe gasten van deze dag, schudt ongelovig zijn hoofd. Een vrouw met manden vol graan loopt net langs hem. Ze blijft staan en zegt: ‘Ik heb het ook gehoord. En volgens mij is het waar. De engelen hebben verteld dat de Messias, de Verlosser, is geboren! Als dat toch eens waar is…’ In zichzelf mompelend loopt de vrouw weer verder met haar zware vrachtje. 

‘Waar zijn de herders nu?’ vraagt Amos ongeduldig aan de herbergier. ‘Ze staan nog op het marktplein. Maar doe geen moeite jongens. Het zijn onzinverhalen.’ Amos en Tuvia weten genoeg. Meteen zetten ze het weer op een lopen, nu richting het marktplein. 

Ze hoeven niet lang te zoeken. Op het marktplein staan veel mensen bij elkaar. In het midden van hen herkent Tuvia Naftali. Naftali is een herder die vlak bij hen woont. Hij heeft veel schapen en hij is erg sterk. Ooit heeft hij met een beer gevochten en zo zijn lammetjes beschermd. Veel mensen kijken tegen hem op. 

Naftali ziet Tuvia en Amos. Hij wenkt hen om dichterbij te komen. ‘Tuvia, jouw naam is vannacht waarheid geworden!’ roept hij over de hoofden van mensen heen. De mensen zijn stil geworden en kijken ineens allemaal naar Tuvia. Zijn wangen worden er een beetje rood van. 

‘Tuvia, jouw naam betekent: “God is goed”! Deze nacht is God zo goed voor ons geweest. Wij, enkele herders en ikzelf, waren in het veld. We warmden ons aan het vuur en hielden de wacht over onze schapen. Plotseling scheen er in de lucht een licht dat ons allemaal verlichtte. We konden er niet naar kijken, zo fel was het licht. Het licht begon te zingen. Een prachtig lied. Het ging over God en over de hemel. Het ging over vrede op aarde en over een God die van mensen houdt. Toen het lied uit was durfden we voorzichtig te kijken. We zagen een groot koor van engelen. Een van hen begon te spreken: “Vannacht is vlak bij dit veld, in de stad Betlehem, een kind geboren. Hij is niet zomaar een kind, maar Hij is de beloofde Verlosser. Zijn naam is Jezus!” 

We hebben onze schapen zomaar achtergelaten en zijn gaan zoeken. En… we vonden Hem! Weet je waar? In een stal. Daar, achter die heuvel bij de herberg van Shion. In die stal vonden we Hem en we wisten het meteen. Dit is het kind over wie de engelen zongen. Dit is de Verlosser, onze Verlosser!’ Naftali heeft tranen in zijn ogen gekregen. ‘Begrijp je het nu Tuvia? Jouw naam is vannacht uitgekomen. Want God is goed voor ons geweest!’ 

Tuvia staat te trillen op zijn benen. Hij laat zich door zijn knieën zakken en gaat op de grond zitten. Amos laat zich naast hem op een boomstronk zakken. Terwijl de mensen om hen heen weer beginnen te praten, heeft Tuvia het gevoel dat de aarde rondjes draait. Waarom is hij zo van streek? Hij begrijpt het niet… 

De mensen om hem heen beginnen tegen Naftali te schreeuwen. ‘Houd je praatjes voor je herder!’ roept de bakker. ‘Je zaait alleen maar heel veel onrust in de stad!’ ‘Laat ons met rust, Naftali!’ roept de smid. ‘Waarom zouden wij een Verlosser nodig hebben? Ik hoef helemaal geen Verlosser!’ Naftali probeert de mensen nog eens te overtuigen, maar de mensen druipen één voor één af. Dan ziet Naftali Amos en Tuvia. Hij komt naar hen toe en zakt door zijn knieën. ‘Wat is er Tuvia? Je bent zo wit!’ vraagt hij. Tuvia haalt zijn schouders op. ‘Het komt door uw verhaal,’ zegt hij. ‘Ik wil weten of het waar is. Papa en mama hebben al zo vaak verteld over een Verlosser die ooit zal komen. Is het nu dan echt gebeurd? Hoe weet ik het zeker?’ 

Naftali legt zijn grote ruwe herdershand op het hoofd van Tuvia. Met zijn andere hand pakt hij Amos bij zijn schouder. ‘Jongens, ga naar Hem toe!’ zegt hij hees. Zijn stem verraadt dat hij nog steeds tranen in zijn ogen heeft. ‘Ga Hem zoeken en dan zul je het weten!’ Dan staat hij op en verdwijnt tussen de huizen. De jongens blijven nog een tijd stil zitten. De straten zijn weer leeg. Het is weer rustig op het marktplein 

Dan staat Tuvia op. ‘Ik ga Amos,’ zegt hij. ‘Ik wil het zeker weten. Ga je mee?’ Amos twijfelt. ‘Als alle mensen zeggen dat het onzin is, waarom zou Naftali dan gelijk hebben?’ Tuvia schudt zijn hoofd. ‘Het is geen onzin. Ik voel het gewoon. Ik wil Hem zoeken. Als je niet mee wilt, ga ik alleen.’ 

Maar Amos volgt hem al. Samen lopen de jongens de stad weer uit in de richting van de herberg van Shion. De herberg is net buiten de stad en na een kwartiertje lopen zien de jongens het huis liggen. ‘Naftali zei dat de Verlosser niet in de herberg is geboren, maar in een stal,’ zegt Amos. De jongens lopen daarom niet naar de ingang van de herberg maar lopen om het gebouw heen het veld in. Een paar honderd meter verderop zien ze een kleine schapenstal. Bij de ingang staat een os. Met een touw staat hij vastgebonden aan een paal. Ook zijn er schapen die langs de houten wand van de stal gras eten. De deur van de stal staat op een kiertje open. Opeens blijft Tuvia staan. ‘Ik weet niet of ik wel durf,’ fluistert hij. Amos blijft ook staan. ‘Als we willen weten of Naftali de waarheid spreekt, moeten we gaan kijken,’ fluistert hij terug. 

Zachtjes komen Tuvia en Amos steeds dichter bij de stal. Juist als ze eigenlijk niet meer verder durven, steekt een man zijn hoofd om de hoek van de staldeur. Verbaasd kijkt hij naar de jongens. Dan breekt er een glimlach door op zijn gezicht. Hij steekt zijn hand uit naar Tuvia en Amos. ‘Welkom jongens, komen jullie om Jezus te zien?’ Tuvia knikt. Amos zet een stapje vooruit. ‘Naftali vertelde dat Hij de Verlosser is. We willen weten of het waar is,’ zegt hij. De man komt naar hen toe. ‘Ik ben Jozef,’ zegt hij. ‘Deze nacht heeft mijn vrouw Maria een zoon gekregen. Hij is haar zoon, maar ook Gods Zoon. Ik mag voor Hem zorgen. Het is een bijzonder kind, want Hij zal de mensen gaan verlossen en troosten. Hoe Hij dat gaat doen weet ik ook niet goed. Dat weet alleen God. Kom maar, dan mag je Hem zien. Hij is net wakker!’ 

Schoorvoetend volgen Amos en Tuvia Jozef in de stal. Daar, op een bed van stro, zit Maria. In haar armen heeft ze een heel klein baby’tje. Tuvia laat zich zachtjes op zijn knieën zakken. Vlak voor Maria en het kind. ‘Het is waar, Amos!’ fluistert hij. Tranen prikken in zijn ogen. ‘Hij is de Verlosser. Ik weet het zeker, ik voel het hier vanbinnen.’ Hij slaat met zijn vuist op zijn borst. 

Amos knikt. ‘We moeten het onze ouders vertellen!’ zegt hij schor. De jongens blijven nog een poosje zitten. Heel dicht bij Jezus. Maria kijkt hen aan en streelt over het hoofdje van haar kind. ‘Dit is niet alleen ons kind,’ zegt ze zacht. ‘Jezus is er voor alle mensen! Hij is er ook voor jou, Amos. En voor jou, Tuvia.’ 

Achter zich hoort Tuvia Jozef zachtjes lachen. Tuvia draait zich om. ‘Waarom lacht u?’ vraagt hij. Jozef maakt een rondedansje. Zomaar door de stal. Tuvia moet erom lachen en Amos en Maria ook. ‘Het is jouw naam! Tuvia… Jouw naam betekent: “God is goed”! En dat is zo waar. God is goed!’ 

Amos en Tuvia zeggen geen woord tegen elkaar als ze de weg teruglopen via Betlehem naar hun huis. Maar thuis vertellen ze aan hun hele familie wat ze gezien en gehoord hebben. ‘Jezus, de Verlosser, is echt gekomen!’ 


Het kerstverhaal – Geboorte van Jezus

Voorleestijd: ca. 6 minuten

Leeftijd: vanaf 8 jaar

In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: “Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.” Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.”

Maria vroeg aan de engel: “Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.” De engel antwoordde: “De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.” Maria zei: “De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.” Daarna liet de engel haar weer alleen.

In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.

Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: “Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.” En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.”

Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: “Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.” Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen.


vrijdag 26 juni 2020

Filippus

Extra materiaal van het verhaal voor kinderen. Verteld door Marianne tijdens de viering van 28 juni in de Ontmoetingskerk.

Video



Knutselen of tekenen

Een slinger van kinderen

Nodig:
  • stroken gekleurd papier missio slinger
  • schaar en plakband
  • viltstiften of kleurpotloden
Maak een grote slinger van kinderen

Neem een strook papier en vouw deze in harmonicavorm op. Op de bovenkant, aan de zijde van de vouw, tekent u de helft van een eenvoudige mensen/kinderfiguur. De kinderen knippen deze figuur uit en als ze de strook papier uitvouwen heeft ieder kind een slinger van kinderen. Zorg ervoor dat de strook lang genoeg is voor zo’n vijf figuurtjes.
missio slingerpopjeLaat de kinderen deze figuurtjes intekenen en kleuren. Daarna plakt u alle slingers aan elkaar tot één grote slinger van kinderen die de hele wereld representeren.

Geef kinderen een gezicht


Kinderen zien er allemaal anders uit. Denk aan verschillen in huidskleur, kleur van de ogen, verschillende neuzen of ander haar. Maar één ding hebben ze gemeen: ze zijn allemaal welkom bij Jezus.

ogenNodig:
  • lege jongens- en meisjesgezichten (zie afbeeldingen hieronder)
  • schaar en plakband
  • stokjes (20-25 cm) of grote satéprikkers
  • viltstiften of kleurpotloden
  • eventueel wiebeloogjes (Hema, €1 per zakje) of andere bruikbare stickers
WerkwijzeDruk de lege jongens- en meisjesgezichten af en kopieer ze op stevig papier (160 of 180 grams). U kunt ze ook op stevig karton plakken.kinderhoofd voorbeeld
Knip ze rond uit.

Geef elk kind één of meerdere lege gezichten en laat ze zelf een gezicht geven aan het jongetje/meisje.
Kinderen zien er allemaal anders uit. Denk aan huidskleur, kleuren ogen, verschillende neuzen, monden, kinnen of haar.
Daag de kinderen uit om iemand te maken die heel anders is dan zijzelf.
Plak de hoofdjes met plakband op de stokjes.
Tip: laat bij terugkomst in de kerk de kinderen zoveel mogelijk gezichtjes op de stokjes omhoog houden om te zwaaien naar de mensen in de kerk.
leeg gezicht jongen

leeg gezicht jongen 2leeg gezicht jongen 3leeg gezicht kaalleeg gezicht meisjeleeg gezicht meisje 2leeg gezicht meisje 3leeg gezicht meisje 4


Het verhaal
Filippus en de Ethiopiër
Filippus is een van de mensen die Jezus’ boodschap gehoord hebben en die na de dood van Jezus zijn boodschap verder brengen naar andere mensen.
Op een dag is hij op reis van Jeruzalem naar Gaza. Onderweg ziet hij een mooie reiskoets. Terwijl Filippus langs de koets loopt, hoort hij dat de man daarbinnen hardop aan het lezen is. Maar het klinkt alsof hij niet helemaal snapt wat hij leest.
ethiopier handelingen 8Filippus vraagt aan de man: "Ik vroeg me af of u wel begrijpt wat u daar leest. Ik hoorde u hardop voorlezen, ziet u." "Nee, eigenlijk niet," antwoordt de man. "Ik denk dat iemand mij de weg moet wijzen in dit boek. Zou u me kunnen helpen? Stapt U dan maar even in. Ik kom uit Ethiopië. Daar ben ik opperschatmeester bij de koningin. Ik ben in Jeruzalem geweest. Bij de tempel. Ik had zoveel goeds gehoord over de God van Israël. Ik heb een boekrol van de profeet Jesaja gekocht om onderweg in te lezen." Filippus zegt: "Ik ben Filippus en God heeft mij naar u toegestuurd. Leest u nog eens wat U daarnet las?" De opperschatmeester leest:
"Als een schaap werd Hij meegenomen om geslacht te worden. Als een lam deed Hij zijn mond niet open. Hij heeft zich niet verdedigd. Zijn vonnis is voltrokken. Zijn leven wordt weggenomen van de aarde."
"Mag ik u vragen over wie de profeet dit zegt?" vraagt de opperschatmeester aan Filippus. "Heeft hij het over zichzelf of over iemand anders?"
Dan zegt Filippus: "U komt toch uit Jeruzalem? Daar heeft u de tempel gezien. Daar woont God, want God wil bij de mensen zijn. Mensen zoals u en ik. God wil er zijn voor u. Hij reist met U mee. Maar niemand heeft ooit God gezien. Als je wilt weten hoe God is, moet je op Jezus letten. Jezus heeft laten zien, hoe God is."
Filippus vertelt over Jezus. Hoe hij mensen beter maakte, hoe hij naar mensen luisterde en ze hielp. "Het stuk uit Jesaja wat u zojuist gelezen heeft, zou over Jezus kunnen gaan. Jezus is als een schaap weggevoerd."
Dan vertelt Filippus wat er met Jezus gebeurd is. Dat ze Hem ter dood veroordeeld hebben en dat Hij dood gemaakt is. Maar dat de dood Jezus niet vast heeft kunnen houden. Hij leeft. Er zijn veel mensen die nu hetzelfde doen als wat Jezus gedaan heeft. Zij gaan dezelfde weg als Hij. Ze treden in zijn voetsporen. "Ik ben daar ook één van," zegt Filippus. "Daarom ben ik hier. Om u niet alleen te laten tobben en een eindje met u op te trekken."
dopenDe koets komt bij een water aan. De Ethiopiër zegt: “Zou ik gedoopt kunnen worden?” Ze gaan naar het water toe. De opperschatmeester gaat met Filippus in het water en laat zich door hem dopen. De Ethiopiër is blij en gaat verder met zijn reis.


vrijdag 19 juni 2020

De genezing van de verlamde man bij de Schone Poort

Extra materiaal van het verhaal voor kinderen. Verteld door Marianne tijdens de viering van 21 juni in de Ontmoetingskerk.

Video:

https://youtu.be/0uMMl92OeAM
Platen bij vertelling: 
Sweet Publishing / FreeBibleimages.org.












Knutselwerkje: Voet-sleutelhanger

Dit heb je nodig:
• foam of karton
• voetafdruk (download hier bijlage 1 én bijlage 2)
• chenille draad
• kralen
• naald
• touwtje of sleutelhanger
• schaar

1. Knip de voetafdruk (bijlage 1) uit en trek het over op het foam of karton.
2. Knip de voetafdruk met tekst (bijlage 2) uit en plak hem op het foam of karton.
3. Druk op de gaatjes met een naald door het papier en foam/karton heen.
4. Knip twee kleine stukken chenille draad en steek de beide stukjes door het voorste gaatje.5. Draai de twee uiteinden aan de achterkant aan elkaar.
6. Rijg eventueel wat kralen aan het draad.
7. Steek de draden nu allebei door de andere gaatjes en plak ze aan de achterkant met een plakbandje vast.
8. Maak met de naald een gaatje voorin de slipper. Rijg daar een touwtje door of een sleutelhanger (kan je kopen bij wibra) en klaar is je sleutelhanger.

Zo maak je een voet-sleutelhanger:




Knutselwerkje: Trekpop verlamde man
Picture




Nodig:
- werkblad (180gram)
- 4 splitpennen
- touw
- kleurpotloden/stiften
- schaar
(-prikpen/prikker)

Werkwijze:

1- Kleur de onderdelen op het werkblad en knip deze uit.
2- Maak met de prikpen (een punt van een schaar kan ook) gaatjes op de dikke
    zwarte stippen in de onderkant van de jas, de schouders, de bovenbenen en de bovenarmen.
3- Maak een klein gaatje op de vier aangegeven kleine stippen.
4- Bevestig de armen en benen met de splitpennen aan het lijf (niet te strak!)
5- Verbind de kleine gaatjes van de bovenarmen met een touwtje en de kleine gaatjes van de
    bovenbenen met een touwtje.
    Bevestig daarna een touwtje aan het touwtje van de bovenarmen
    en verbind deze met het touwtje van de benen. (Zie foto's achterzijde trekpop.)
6- Trek aan het touwtje: De lamme man was genezen.
     Hij bleef rondlopen en springen en dankte God.



Werkblad:




Het verhaal
Op een dag gingen Petrus en Johannes rond drie uur naar de tempel voor het middaggebed. Bij de ingang van de tempel, de Schone Poort genoemd, zat er een man, die al verlamd was vanaf zijn geboorte. Elke dag brachten mensen hem daar naartoe en zetten hem neer, zodat hij geld kon vragen aan de mensen die de tempel binnen gingen. Toen hij Petrus en Johannes zag aankomen, vroeg hij hen om wat geld. Petrus keek hem doordringend aan en zei, net als Johannes: - Kijk ons eens aan! Dat deed de man, omdat hij dacht dat hij iets van hen zou krijgen. Maar Petrus zei: - Ik heb geen zilver en goud, maar wat ik wel heb, zal ik je geven: in naam van Jezus Christus uit Nazaret, sta op en ga. Petrus pakte de man bij zijn rechterhand en hielp hem rechtop te staan. Meteen kwam er kracht in de voeten en enkels van de man. Hij sprong op en hij ging de tempel binnen, samen met Petrus en Johannes. Hij liep en sprong en loofde God. Alle mensen zagen hem lopen en God loven. Ze herkenden hem als de man die altijd bij de Schone Poort van de tempel zat voor een aalmoes. Ze waren diep onder de indruk van wat er met hem gebeurd was.


zaterdag 6 juni 2020

Saulus wordt Paulus


Extra materiaal van het verhaal voor kinderen. Verteld door Marianne tijdens de viering van 7 juni in de Ontmoetingskerk.

Video:

https://youtu.be/3oNlva6g3mk
Knutselwerkje: 

Een zonnebril voor PaulusEen knutselidee voor het bekeringsverhaal van Paulus op de weg naar Damascus. (Handelingen 9: 1-18) Hij werd verblind, vandaar een zonnebril. Moet op stevig papier afgedrukt worden, zodat het ook écht door de kinderen gedragen kan worden. Omdat het een verwerking was voor een kampboekje, moest er natuurlijk ook nog een bewaarhoesje bij komen, anders raken ze het kwijt.

zonnebril

Download de twee PDF files:


Kleurplaten: 





Het verhaal
De tekst ’Bijbel in gewone taal’ (Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1733-1734) 
Saulus was nog steeds een gevaar voor de volgelingen van de Heer Jezus. Hij wilde naar de stad Damascus om ook daar naar gelovigen te zoeken. Maar eerst ging hij naar de hogepriester. Hij vroeg of die hem brieven wilde meegeven voor de synagogen in Damascus. Want hij wilde toestemming hebben om alle gelovigen gevangen te nemen en hen naar Jeruzalem te brengen. Saulus vertrok naar Damascus. Toen hij daar bijna was, straalde er plotseling een licht uit de hemel om hem heen. Saulus viel op de grond en hoorde een stem zeggen: ‘Saulus, Saulus, waarom vervolg je mij?’ Saulus vroeg: ‘Heer, wie bent u?’ De stem zei: ‘Ik ben Jezus. Ik ben degene die jij vervolgt. Sta op en ga de stad in. Daar zal iemand je vertellen wat je moet doen.’ De mannen die met Saulus meereisden, hoorden wel een stem, maar ze zagen niemand. Ze waren zo verbaasd, dat ze niets wisten te zeggen. Saulus stond op van de grond. Zijn ogen waren open, maar toch kon hij niets zien. De mannen die bij hem waren, pakten zijn hand en brachten hem naar Damascus. Drie dagen lang kon Saulus niets zien. En al die tijd at en dronk hij niet. In Damascus woonde een gelovige die Ananias heette. In een droom zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’ Ananias antwoordde: ‘Ik luister, Heer.’ Toen zei de Heer tegen hem: ‘Ga naar het huis van Judas, in de Rechte Straat. Vraag daar naar een man die Saulus heet, en uit de stad Tarsus komt. Hij is aan het bidden, en hij heeft een droom gehad. In die droom heeft hij gezien dat er een man naar hem toe komt die Ananias heet. En die man zorgt ervoor dat hij weer kan zien.’ Ananias zei: ‘Heer, Saulus heeft uw volgelingen in Jeruzalem veel kwaad gedaan. Dat heb ik van veel mensen gehoord. En hij is naar Damascus gekomen om iedereen die in u gelooft, gevangen te nemen. Hij heeft toestemming van de hogepriesters.’ Maar de Heer zei: ‘Toch moet je gaan. Want ik heb Saulus uitgekozen om voor mij te werken. Hij moet over mij vertellen aan alle volken, aan koningen en aan de Israëlieten. Als dienaar van mij zal hij veel moeten lijden. Dat zal ik hem laten zien.’ Toen ging Ananias op weg. Hij ging het huis in waar Saulus was, en legde zijn handen op hem. Hij zei: ‘Saulus, vriend, op de weg naar Damascus heb je de Heer Jezus gezien. Nu heeft hij mij naar jou toe gestuurd. Want hij wil dat je weer kunt zien, en dat de heilige Geest in je komt.’ Meteen kon Saulus weer zien. Het was alsof er een blinddoek voor zijn ogen weggehaald werd. Saulus stond op en liet zich dopen. En toen hij gegeten had, kreeg hij zijn kracht terug. Saulus bleef nog een paar dagen bij de gelovigen in Damascus. Hij ging meteen in de synagogen vertellen dat Jezus de Zoon van God is. Iedereen die hem hoorde, was erg verbaasd. De mensen zeiden: ‘Dat is toch de man die in Jeruzalem de gelovigen vervolgde? Hij wilde alle volgelingen van Jezus gevangennemen en naar de hogepriesters brengen. Daarvoor is hij toch ook hierheen gekomen?’ Saulus voelde zich steeds sterker. Hij bleef over Jezus vertellen, en hij maakte duidelijk dat Jezus de messias is. De Joden in Damascus wisten niet hoe ze op hem moesten reageren. 

Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme) 
Saul is een Farizeeër. Hij wil de wet van God zo goed mogelijk navolgen. Daarom bedreigt hij de leerlingen van Jezus met de dood, want ze geloven niet zoals de andere joden. Hij gaat naar de hogepriester en vraagt: - Beste Hogepriester, mag ik de christenen van Damascus arresteren? De hogepriester geeft hem brieven die hem de toelating geven om christenen te arresteren in de synagogen van Damascus en hen naar Jeruzalem over te brengen. Saul is op weg en nadert Damascus. Ineens is er een hemels licht. Hij valt op de grond en hoort een stem: - Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? - Wie bent U dan, Heer? vraagt Saulus. - Ik ben Jezus die jij vervolgt, zegt de stem, kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal men je zeggen wat je moet doen. Zijn reisgenoten staan sprakeloos. Ze horen wel een stem, maar zien niemand. Saulus staat van de grond op. Hij heeft zijn ogen open en toch kan hij niets meer zien. Daarom nemen ze hem bij de hand en brengen hem zo Damascus binnen. Drie dagen kan hij niet zien. Hij eet of drinkt ook niet. In Damascus woont een leerling van Jezus die Ananias heet. Jezus zegt in een droom tegen hem: - Ananias, sta op en ga naar de Rechte Straat. Vraag daar in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saul heet. Hij is nu juist aan het bidden en heeft in een droom gezien hoe iemand die Ananias heet, binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien. - Maar Heer, zegt Ananias, iedereen vertelt hoeveel kwaad die man aan de christenen doet. Ook hier wil hij elke christen gevangen nemen. - Ga toch maar, zegt Jezus, want Ik heb hem uitgekozen om over Mij te spreken bij alle mensen. Ananias vertrekt, gaat het huis binnen en legt hem de handen op. - Saul, broeder, zegt hij, de Heer heeft mij gestuurd - Jezus, die je onderweg hebt gehoord - zodat je weer kunt zien en vervuld wordt van Heilige Geest. Meteen kan Saul weer zien. Hij staat op en laat zich dopen. Hij eet iets om weer op krachten te komen. Saul blijft enkele dagen bij de christenen in Damascus. In de synagogen zegt hij dat Jezus de Zoon van God is. Al wie dat hoort staat versteld: - Is dat niet de man die in Jeruzalem elke christen wilde doden en dat ook hier wilde doen? Een tijd later laat Saul zich Paulus noemen. Zo laat hij zien dat hij een ander mens geworden is, want hij wil Jezus volgen.



zaterdag 30 mei 2020

De Helper en Trooster

Mini-viering voor thuis, Pinksteren

Voorlopig gaan de kerkdiensten niet door i.v.m. het coronavirus. Daarom maakten we een kleine viering, die je thuis als gezin kunt houden. Zo kan je samen stilstaan bij alles wat er gebeurt en kunnen we ons door de heilige Geest in vuur en vlam laten zetten!


• Zet zeven gewone waxinelichtjes of stompkaarsen in rood, oranje en geel klaar met lucifers of aansteker erbij

of
tafel1 klaar om pinksterverhaal te vertellen img 7981• Maak een kijktafel voor het Pinksterfeest. Laat je hierbij inspireren door bekende uitdrukkingen/spreekwoorden die met 'vuur' te maken hebben bijv. een lopend vuurtje, in vuur en vlam staan, het vuur uit je sloffen, elkaar aansteken. Voorbeelden van kijktafels vind je in het archief van de website geloventhuis.nl.

• Maak samen een kruisteken.

• Luister naar Als alles duister is en probeer samen mee te zingen:
















Verhaal: • Lees het Pinksterverhaal voor, je vindt het in alle kinderbijbels, of in de navertelling hieronder.

In de Bijbel vind je het Pinksterverhaal in Handelingen 2,1-13
Navertelling 
Pinksteren is de dag waarop de Joden het oogstfeest vieren. Het was druk in de stad, want het was feest. Maar niet voor de leerlingen. Zij waren met Maria, de moeder van Jezus bij elkaar om samen te eten. Ze durfden nog niet naar buiten te gaan, want misschien zouden zij ook gevangen genomen worden, net als ze met Jezus hadden gedaan.
Opeens begon het te waaien, overal in huis, alsof de ramen open stonden. Het waaide heel hard ... En er kwam vuur! Ze voelden het van binnen, maar je zag ook op ieders hoofd een vlammetje. De leerlingen voelden zich helemaal warm worden. Ze wisten niet wat er met hen gebeurde, maar ze begonnen allemaal te praten, door elkaar heen, in talen die ze helemaal niet kenden. Ze keken elkaar verbaasd aan. Wat gebeurde er nou?
Ze hadden het tot nu toe heel eng gevonden om naar buiten te gaan en de mensen over Jezus te vertellen. Maar nu voelden ze een kracht in zich en durfden ze alles! Ze gingen de straat op en begonnen de mensen te vertellen over de wonderen van God en Jezus hun vriend. Het maakte niet uit welke taal de mensen spraken, iedereen kon hen verstaan. De mensen gingen begrijpen dat Jezus niet dood was. Ze zeiden: “Je kunt Hem niet meer zien, maar Hij is er nog steeds. Hij leeft!” De mensen die naar hen luisterden werden zelf ook blij en enthousiast.
pinksteren De wind en het vuur, dat had te maken met de heilige Geest, die als een adem de mensen kracht geeft. Het was zoals Jezus gezegd had: deze heilige Geest was een trooster, een helper voor de mensen. Zo ging het verhaal heel snel door de wereld! Als een lopend vuurtje! En het vlammetje brandt nog altijd, ook hier bij ons in deze kring. Het vuur van Pinksteren was het allereerste begin van onze kerk.
Uit de Bijbel:
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf.
Nu woonden er in Jeruzalem vrome Joden, afkomstig uit ieder volk onder de hemel. Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: 'Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? Parten* en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.' Ze stonden allen versteld, en in grote verlegenheid zei de één tegen de ander: 'Wat heeft dit te betekenen?' Maar anderen zeiden spottend: 'Ze zitten vol wijn.'

• Vraag aan de kinderen: Wat doet de heilige Geest allemaal in dit verhaal?
- veroorzaakt geraas
- laat de wind waaien
- vult het huis
- laat vurige tongen verschijnen
- verspreid zich en zet neer
- maakt mensen vol
 - laat vreemde talen spreken
- laat iedereen elkaar verstaan
- laat mensen versteld staan
• Herhaal het werkwoord (natuurlijk mogen de kinderen ook andere dingen noemen!) en steek dan bij elk woord van de Geest één van de kaarsen/lichtjes aan. Net zo lang tot alle lichtjes/kaarsen branden.
Gebed: Bid samen een pinkstergebedje:
Geest van God, als u er niet was...
zaten wij droevig of moe in een hoek.
Geest van God, als u er niet was...
klonk overal ruzie en boos gevloek.
Geest van God, als u er niet was...
zouden wij mensen elkaar niet kennen,
zouden wij blind, met een koud hart
geld najagen en altijd maar rennen.
Geest van God, u maakt ons tot mens:
warm en vol liefde, begaan met anderen.
Maar God... als dat soms tóch niet lukt
komt u dan waaien en ons veranderen?
Amen
En luister daara naar dit gebedsliedje:
Bid tot slot het Onze Vader
Onze Vader, die in de hemel zijt,uw naam worde geheiligd,
uw rijk kome,
uw wil geschiede
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren,
en breng ons niet in beproeving
maar verlos ons van het kwade.
Want van U is het koninkrijk
en de kracht en de heerlijkheid
in eeuwigheid. Amen
• Laat vandaag de lichtjes branden. Als teken van het vuur in je hart.
EXTRA'S
Knutsel van vlammen
vlammenknutsel klaar dsc 0461Nodig:
- 3 closetrollen (1 per vlam)
- schaar
- verfdoos of tubes acrylverf
- kwastje
Doen:
Foto 1: maak de closetrollen plat. Knip een gevouwen kant open door precies de vouw eraf te knippen.
Foto 2: knip de reep in drie gelijke stukken van ruim 3 cm breed. Maak de stukken ongelijk van hoogte door van eentje 1 cm en van een ander 2 cm af te knippen.
vlammenknutsel start vlammenknutsel knippen vlammen 
Foto 3: Nu schuiven de drie in elkaar tot een vlam.
Foto 4: Verf de binnenste rood, de middelste oranje en de buitenste geel.
vlammenknutsel ongeverfd
vlammenknutsel klaar dsc 0461
Ze de vlammen bij de kaarsen.
Durf-spelletje
De kinderen mogen in een kring komen staan. Een volwassenen staat in het midden van de kring en vertelt wat u gaat doen: Een spel van vertrouwen.
vertrouwenMet je ogen dicht je laten vallen in de armen van iemand die je opvangt.
U telt tot drie en dan draaien zij zich om zodat ze met de rug naar u toe staan.
U vraagt alle kinderen hun handen voor hun ogen te doen. U gaat achter een kind staan en tikt het kind op de schouder. Dit is het teken voor het kind om zich langzaam achterover te laten vallen. Wie durft erop te vertrouwen dat u hem/haar opvangt?

Pinksterliedjes

Vuur uit de hemel 













Ik wens je












Door de kracht

Pioenrozen maken

pioenroos servet
Langgeleden werden blaadjes van de pioenroos in de kerk uitgestrooid op Pinksteren. Misschien leuk om voor de Pinksterlunch of het avondeten een mooie pioenroosservet te maken?
Nodig:
-Servetten (1 servet per bloem. Kies voor roze, wit, rood)
-Lint, touw of elastiek
-Schaar
Werkwijze:
1. Vouw de servet als een harmonica
2. Bindt een touwtje, lint of elastiek in het midden.
3. Volg daarna de instructie van het plaatje: trek alle losse blaadjes uit elkaar, ook de verschillende lagen van de servet tot er een mooi dicht geheel ontstaat. 

Pinkstergroet maken

pinkstergroetpinksterkaartNodig:
Ansichtkaart karton
Kleurpotloden of stiften
Materiaal om kaarten te versieren zoals: stickertjes of sjablonen van duifjes etc.
Laat de kinderen een ansichtkaart maken die ze als Pinkstergroet aan iemand kunnen geven of sturen.

Ze mogen ook zelf een duif tekenen of kleuren. U kunt op internet heel wat afbeeldingen vinden met mooie afbeeldingen die bij Pinksteren passen.

doop van de heer duif
We wensen je een mooie viering!