Extra materiaal van het verhaal voor kinderen. Verteld door Marianne tijdens de viering van 28 juni in de Ontmoetingskerk.
Video
Knutselen of tekenen
Een slinger van kinderen
Nodig:
- stroken gekleurd papier
- schaar en plakband
- viltstiften of kleurpotloden
Maak een grote slinger van kinderen
Neem een strook papier en vouw deze in harmonicavorm op. Op de bovenkant, aan de zijde van de vouw, tekent u de helft van een eenvoudige mensen/kinderfiguur. De kinderen knippen deze figuur uit en als ze de strook papier uitvouwen heeft ieder kind een slinger van kinderen. Zorg ervoor dat de strook lang genoeg is voor zo’n vijf figuurtjes.Laat de kinderen deze figuurtjes intekenen en kleuren. Daarna plakt u alle slingers aan elkaar tot één grote slinger van kinderen die de hele wereld representeren.
Neem een strook papier en vouw deze in harmonicavorm op. Op de bovenkant, aan de zijde van de vouw, tekent u de helft van een eenvoudige mensen/kinderfiguur. De kinderen knippen deze figuur uit en als ze de strook papier uitvouwen heeft ieder kind een slinger van kinderen. Zorg ervoor dat de strook lang genoeg is voor zo’n vijf figuurtjes.Laat de kinderen deze figuurtjes intekenen en kleuren. Daarna plakt u alle slingers aan elkaar tot één grote slinger van kinderen die de hele wereld representeren.
Geef kinderen een gezicht
Kinderen zien er allemaal anders uit. Denk aan verschillen in huidskleur, kleur van de ogen, verschillende neuzen of ander haar. Maar één ding hebben ze gemeen: ze zijn allemaal welkom bij Jezus.
Nodig:
- lege jongens- en meisjesgezichten (zie afbeeldingen hieronder)
- schaar en plakband
- stokjes (20-25 cm) of grote satéprikkers
- viltstiften of kleurpotloden
- eventueel wiebeloogjes (Hema, €1 per zakje) of andere bruikbare stickers
WerkwijzeDruk de lege jongens- en meisjesgezichten af en kopieer ze op stevig papier (160 of 180 grams). U kunt ze ook op stevig karton plakken.
Knip ze rond uit.
Geef elk kind één of meerdere lege gezichten en laat ze zelf een gezicht geven aan het jongetje/meisje.
Kinderen zien er allemaal anders uit. Denk aan huidskleur, kleuren ogen, verschillende neuzen, monden, kinnen of haar.
Daag de kinderen uit om iemand te maken die heel anders is dan zijzelf.
Knip ze rond uit.
Geef elk kind één of meerdere lege gezichten en laat ze zelf een gezicht geven aan het jongetje/meisje.
Kinderen zien er allemaal anders uit. Denk aan huidskleur, kleuren ogen, verschillende neuzen, monden, kinnen of haar.
Daag de kinderen uit om iemand te maken die heel anders is dan zijzelf.
Plak de hoofdjes met plakband op de stokjes.
Tip: laat bij terugkomst in de kerk de kinderen zoveel mogelijk gezichtjes op de stokjes omhoog houden om te zwaaien naar de mensen in de kerk.
Het verhaal
Filippus en de Ethiopiër
Filippus is een van de mensen die Jezus’ boodschap gehoord hebben en die na de dood van Jezus zijn boodschap verder brengen naar andere mensen.
Op een dag is hij op reis van Jeruzalem naar Gaza. Onderweg ziet hij een mooie reiskoets. Terwijl Filippus langs de koets loopt, hoort hij dat de man daarbinnen hardop aan het lezen is. Maar het klinkt alsof hij niet helemaal snapt wat hij leest.
Filippus vraagt aan de man: "Ik vroeg me af of u wel begrijpt wat u daar leest. Ik hoorde u hardop voorlezen, ziet u." "Nee, eigenlijk niet," antwoordt de man. "Ik denk dat iemand mij de weg moet wijzen in dit boek. Zou u me kunnen helpen? Stapt U dan maar even in. Ik kom uit Ethiopië. Daar ben ik opperschatmeester bij de koningin. Ik ben in Jeruzalem geweest. Bij de tempel. Ik had zoveel goeds gehoord over de God van Israël. Ik heb een boekrol van de profeet Jesaja gekocht om onderweg in te lezen." Filippus zegt: "Ik ben Filippus en God heeft mij naar u toegestuurd. Leest u nog eens wat U daarnet las?" De opperschatmeester leest:
"Als een schaap werd Hij meegenomen om geslacht te worden. Als een lam deed Hij zijn mond niet open. Hij heeft zich niet verdedigd. Zijn vonnis is voltrokken. Zijn leven wordt weggenomen van de aarde."
"Mag ik u vragen over wie de profeet dit zegt?" vraagt de opperschatmeester aan Filippus. "Heeft hij het over zichzelf of over iemand anders?"
Dan zegt Filippus: "U komt toch uit Jeruzalem? Daar heeft u de tempel gezien. Daar woont God, want God wil bij de mensen zijn. Mensen zoals u en ik. God wil er zijn voor u. Hij reist met U mee. Maar niemand heeft ooit God gezien. Als je wilt weten hoe God is, moet je op Jezus letten. Jezus heeft laten zien, hoe God is."
Filippus vertelt over Jezus. Hoe hij mensen beter maakte, hoe hij naar mensen luisterde en ze hielp. "Het stuk uit Jesaja wat u zojuist gelezen heeft, zou over Jezus kunnen gaan. Jezus is als een schaap weggevoerd."
Dan vertelt Filippus wat er met Jezus gebeurd is. Dat ze Hem ter dood veroordeeld hebben en dat Hij dood gemaakt is. Maar dat de dood Jezus niet vast heeft kunnen houden. Hij leeft. Er zijn veel mensen die nu hetzelfde doen als wat Jezus gedaan heeft. Zij gaan dezelfde weg als Hij. Ze treden in zijn voetsporen. "Ik ben daar ook één van," zegt Filippus. "Daarom ben ik hier. Om u niet alleen te laten tobben en een eindje met u op te trekken."
De koets komt bij een water aan. De Ethiopiër zegt: “Zou ik gedoopt kunnen worden?” Ze gaan naar het water toe. De opperschatmeester gaat met Filippus in het water en laat zich door hem dopen. De Ethiopiër is blij en gaat verder met zijn reis.
Het verhaal
Filippus en de Ethiopiër
Filippus is een van de mensen die Jezus’ boodschap gehoord hebben en die na de dood van Jezus zijn boodschap verder brengen naar andere mensen.
Op een dag is hij op reis van Jeruzalem naar Gaza. Onderweg ziet hij een mooie reiskoets. Terwijl Filippus langs de koets loopt, hoort hij dat de man daarbinnen hardop aan het lezen is. Maar het klinkt alsof hij niet helemaal snapt wat hij leest.
Filippus vraagt aan de man: "Ik vroeg me af of u wel begrijpt wat u daar leest. Ik hoorde u hardop voorlezen, ziet u." "Nee, eigenlijk niet," antwoordt de man. "Ik denk dat iemand mij de weg moet wijzen in dit boek. Zou u me kunnen helpen? Stapt U dan maar even in. Ik kom uit Ethiopië. Daar ben ik opperschatmeester bij de koningin. Ik ben in Jeruzalem geweest. Bij de tempel. Ik had zoveel goeds gehoord over de God van Israël. Ik heb een boekrol van de profeet Jesaja gekocht om onderweg in te lezen." Filippus zegt: "Ik ben Filippus en God heeft mij naar u toegestuurd. Leest u nog eens wat U daarnet las?" De opperschatmeester leest:
"Als een schaap werd Hij meegenomen om geslacht te worden. Als een lam deed Hij zijn mond niet open. Hij heeft zich niet verdedigd. Zijn vonnis is voltrokken. Zijn leven wordt weggenomen van de aarde."
"Als een schaap werd Hij meegenomen om geslacht te worden. Als een lam deed Hij zijn mond niet open. Hij heeft zich niet verdedigd. Zijn vonnis is voltrokken. Zijn leven wordt weggenomen van de aarde."
"Mag ik u vragen over wie de profeet dit zegt?" vraagt de opperschatmeester aan Filippus. "Heeft hij het over zichzelf of over iemand anders?"
Dan zegt Filippus: "U komt toch uit Jeruzalem? Daar heeft u de tempel gezien. Daar woont God, want God wil bij de mensen zijn. Mensen zoals u en ik. God wil er zijn voor u. Hij reist met U mee. Maar niemand heeft ooit God gezien. Als je wilt weten hoe God is, moet je op Jezus letten. Jezus heeft laten zien, hoe God is."
Filippus vertelt over Jezus. Hoe hij mensen beter maakte, hoe hij naar mensen luisterde en ze hielp. "Het stuk uit Jesaja wat u zojuist gelezen heeft, zou over Jezus kunnen gaan. Jezus is als een schaap weggevoerd."
Dan zegt Filippus: "U komt toch uit Jeruzalem? Daar heeft u de tempel gezien. Daar woont God, want God wil bij de mensen zijn. Mensen zoals u en ik. God wil er zijn voor u. Hij reist met U mee. Maar niemand heeft ooit God gezien. Als je wilt weten hoe God is, moet je op Jezus letten. Jezus heeft laten zien, hoe God is."
Filippus vertelt over Jezus. Hoe hij mensen beter maakte, hoe hij naar mensen luisterde en ze hielp. "Het stuk uit Jesaja wat u zojuist gelezen heeft, zou over Jezus kunnen gaan. Jezus is als een schaap weggevoerd."
Dan vertelt Filippus wat er met Jezus gebeurd is. Dat ze Hem ter dood veroordeeld hebben en dat Hij dood gemaakt is. Maar dat de dood Jezus niet vast heeft kunnen houden. Hij leeft. Er zijn veel mensen die nu hetzelfde doen als wat Jezus gedaan heeft. Zij gaan dezelfde weg als Hij. Ze treden in zijn voetsporen. "Ik ben daar ook één van," zegt Filippus. "Daarom ben ik hier. Om u niet alleen te laten tobben en een eindje met u op te trekken."
De koets komt bij een water aan. De Ethiopiër zegt: “Zou ik gedoopt kunnen worden?” Ze gaan naar het water toe. De opperschatmeester gaat met Filippus in het water en laat zich door hem dopen. De Ethiopiër is blij en gaat verder met zijn reis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten