Jezus trekt rond en ziet dat veel mensen wat ronddolen, zoals schapen doen. Er is niemand die ze helpt en ze de weg wijst naar een gelukkig leven met God. Hijzelf kan niet alle mensen spreken, daarom besluit Hij uit zijn leerlingen twaalf apostelen te kiezen die namens Hem het Goede Nieuws van God gaan brengen aan zoveel mogelijk mensen. En om hun woorden kracht bij te zetten, geeft Hij ze de macht om zieken te genezen, en zelfs doden weer tot leven te wekken. Zo doen ze het samen!
Met de kinderen denken we na over Jezus' plan. Zou het in onze tijd ook werken? Kunnen wij zo ook mensen helpen en op de goede weg zetten?
Opening
Help je mee?
Wil je met iets belangrijks veel mensen bereiken, dan kan je dat niet alleen. Je hebt er vanalles voor nodig: een plan, spullen, mensen en misschien ook wel geld.
Leg op een groene doek de kaars en de bijbel. Leg er een lijstje naast met nummers en daarachter lijntjes waarop geschreven kan worden.
Verder komt er een portemonnee te liggen, snoepjes in de vorm van hartjes, en een afbeelding van het laatste avondmaal, of van Jezus met zijn leerlingen. (of leg de kinderbijbel open bij zo'n afbeelding)
Steek de kaars aan en vraag de kinderen of ze wel eens gedacht hebben over een heel groot project, waarmee je bijvoorbeeld alle mensen in Nederland zou willen bereiken. Je hebt bijvoorbeeld een lied gemaakt en zou willen dat iedereen dat zou gaan zingen. (of bedenk een ander voorbeeld) Wat heb je dan nodig?
Help ze op weg door naar de spullen op het kleed te wijzen: een plan (lijst met nummers), geld (portemonnee), anderen die het een goed en mooi idee vinden (hartjes) en vooral: mensen.
Laat de afbeelding van Jezus zien en vertel dat Hij ook zijn boodschap naar alle mensen in Israël wilde brengen. Hij kende al mensen die Hem steunden, zijn volgelingen en leerlingen. Zijn plan was twaalf leerlingen op weg te sturen, om mensen te vertellen en te laten zien wat zijn boodschap inhield: dat iedereen kon meedoen aan de Nieuwe Wereld van God.
Bid dan het openingsgebed en lees het bijbelverhaal.
Bijbel
Navertelling Matteüs 9,36-10,8
De evangelielezing van vandaag is Matteüs 9,36 tot 10,8. Voor de jongste kinderen kan de navertelling gebruikt worden, voor wat oudere kinderen is de vertaling uit bijvoorbeeld het Evangelieboek voor kinderen of de Bijbel in Gewone Taal ook heel goed te begrijpen. Ook de ‘Samenleesbijbel’ kunnen we u aanbevelen. Een complete bijbel in gewone taal met veel suggesties en uitleg. Een goede investering voor uw werkgroep! http://samenleesbijbel.nl
Help je mee?
Jezus trok rond en kwam in veel dorpen en steden. Waar Hij maar kon vertelde Hij de mensen over God. En over de Nieuwe Wereld die zou komen. Wie ziek was werd door Hem genezen. Zo kon Hij de mensen een beetje helpen, want Hij zag dat ze moe waren, en dat er niemand was die hen hielp. 'Wat mooi dat er zoveel mensen zijn', zei Hij tegen zijn leerlingen, 'maar er zijn echt te weinig mensen die hen de weg wijzen.'
Dat moeten Mijn leerlingen dus gaan doen! dacht Hij.
Daarom ging Jezus bij zijn twaalf leerlingen zitten en gaf hen de macht om zieken te genezen en kwade geesten op de vlucht je jagen. Die leerlingen waren Simon, die ook Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, Jakobus en zijn broer Johannes. En Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus en Taddeüs en tenslotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot (die later zou zorgen dat Jezus gevangen genomen werd).
Jezus zei tegen zijn leerlingen:
'Jullie moeten naar de mensen van Israël gaan, want ze zijn net verdwaalde schapen, die niet weten waar ze naartoe moeten. Vertel ze maar dat de Nieuwe Wereld van God eraan komt. Dat is het goede nieuws dat je komt brengen. En om te laten zien dat het echt goed nieuws is, maak je de zieke mensen beter en maak je dode mensen weer levend. Maak wie een huidziekte heeft beter en jaag kwade geesten weg. Dat kunnen jullie want God heeft jullie die macht gegeven. Ga naar de mensen toe om ze te helpen, en vraag er niets voor terug.'
Gebed
Bidden om mee te werken
Openingsgebed
Lieve God,
Jezus vertelt over de Nieuwe Wereld,
waar het fijn is,
voor iedereen.
Waar zieken getroost worden,
en beter gemaakt.
Waar niemand alleen is,
en iedereen erbij hoort.
Zijn leerlingen gaan er aan meewerken.
En als U ons helpt God,
kunnen wij ook meedoen!
Wij kunnen mensen vertellen over hoe mooi de wereld kan zijn.
En zorgen voor mensen die alleen of ziek zijn.
Als iedereen meehelpt komt die Nieuwe Wereld er vanzelf.
Wilt U ons de kracht geven om mee te doen?
Dank U wel God!
Amen
Slottekst
Land van onze dromen
land van liefde, brood en dromen
zouden wij daar ooit nog komen?
vrijheid, vrede, hartenwensen
komen uit voor alle mensen
ooit kom je dat land wel binnen
als je nu al wilt beginnen
en dan doorzet stap voor stap
wees niet bang en zet je schrap
ga niet halverwege terug
als je doorgaan, stoer en stug
als je wat je hebt wilt delen
en je liefde geeft aan velen
ben je nu al aangekomen
in het land van onze dromen.
(Gerrie Huiberts in Ga je mee? uit geloofskoffertje 2 6-9 jaar)
Verwerking
Gesprek met de kinderen
Kijk samen nog eens naar wat er bij de kaars ligt.
Begin bij de lijst die er ligt. Waar stond die voor? (voor een goed plan)
Wat was Jezus' plan? (allen mensen vertellen van de Nieuwe Wereld van God, en iedereen de goede kant op leiden)
Welke stappen had Jezus daarvoor in gedachten? (Leerlingen aanwijzen, leerlingen op pad sturen, leerlingen de macht geven om mensen te genezen bijvoorbeeld)
Waarom wilde en deed Jezus dit? (Hij zag dat het niet goed ging met de mensen en wilde ze helpen.)
Wat vinden de kinderen van dit plan van Jezus? Was het een goed plan? Heeft het gewerkt?
Als je zelf een plan zou moeten bedenken om het goede nieuws van Jezus te verspreiden, hoe zou je dat dan doen? Wat heb je er in onze tijd voor nodig?
(Denk bijvoorbeeld aan reclameposters ophangen, dan heb je mensen nodig die ze maken en die ze ophangen, en geld voor materiaal om de posters te maken. Voor een reclamefilmpje op tv heb je veel mensen nodig die dat kunnen maken. En je moet weten bij wie je moet zijn. En het kost ook veel geld.)
Wat zou maken dat mensen mee gaan met jouw boodschap? Dat zij er aan mee gaan werken?
(Jezus gaf zijn leerlingen de macht om mensen te genezen, wie dat meemaakte ging haast vanzelf in God geloven. Je zou kunnen denken aan mensen die vertellen over wat God voor hen betekent, en dat ze van geloven blijere mensen worden.)
Altijd heb je andere mensen nodig. Jezus kon het niet alleen, en dat kunnen wij ook niet.
Extra's
Jezus kiest zijn leerlingen
Jezus kiest twaalf leerlingen. In het spel bij de Extra's staan alle namen nog eens op een rijtje. Ook wij kunnen leerling van Jezus zijn. Soms kun je dat zelfs aan onze namen zien.
De namen van de meeste apostelen worden nog altijd bij de geboorte aan kinderen gegeven. Soms zijn ze afgekort (Wie heet er nog Bartelomeüs tegenwoordig) of veranderd zodat ze wat beter in onze tijd passen.
Nodig:
- Flap-overblad
- Viltstiften en verschillende kleuren
- Voornamenboek of website
Doen:
Schrijf alle namen van de kinderen van de kinderwoorddienst op een flap-overblad. Houd een lijstje met de 12 apostelnamen erbij.
Petrus, Andreas, Johannes, Jakobus, Matteüs, Filippus, Bartolomeüs, Tomas, Simon, Jakobus, Taddeüs, Judas -> Mattias.
Kijk of de namen van de kinderen te herleiden zijn tot apostelnamen. Filippus heet nu misschien Flip, of Philip, of Filepine of gewoon Pien. Petrus kan een Pieter of Peter zijn, maar ook Pierre of Pietro of zelfs Boutros. Tomas ken je misschien als Tom, en Simon als Simone.
Schrijf de apostelnamen er in een kleur naast en omcirkel de kindernamen in dezelfde kleur.
Zijn er maar weinig namen laat de kinderen dan namen bedenken (van kinderen uit de klas bijvoorbeeld, of neefjes en nichtjes, of ouders, ooms en tantes) die van een apostel afgeleid kunnen zijn.
Zoek van de kinderennamen die niet naar de apostelen verwijzen in het namenboek of op internet op wat hun naam betekent.
Besluit door naar de namen te verwijzen die laten zien dat we in naam afstammen van de apostelen, en dat we dus net als zij namens Jezus aan het werk kunnen gaan om mee te helpen aan de Nieuwe Wereld van God.
Spel: Leerlingen van Jezus
Vertel onderstaande informatie aan de kinderen. Zij horen zo nog een keer de namen van de apostelen. In de lezing horen we dat Jezus twaalf leerlingen kiest aan wie Hij vraagt zijn werk voort te zetten. Ze krijgen bijzondere gaven, zoals mensen kunnen genezen.
Jezus' leerlingen worden ook wel discipelen (dat betekent volgelingen) of apostelen (dat betekent iemand die op weg gezonden is) genoemd. Heel veel mensen waren dus leerling van Jezus, maar deze twaalf worden speciaal zijn apostelen genoemd.
Wie waren deze apostelen?
Probeer samen de namen te bedenken.
Simon Petrus (hij wordt meestal Petrus genoemd; de rots (petrus betekent rots) waarop Jezus zijn kerk zal bouwen. Hij wordt gezien als eerste Paus.
Andreas de broer van Petrus
Jakobus en zijn broer
Johannes
Filippus
Bartolomeüs
Tomas die van de ongelovige Tomas omdat hij er niet was toen Jezus na zijn dood verscheen.
Matteüs de tollenaar
Jakobus
Taddeüs
Simon
Judas die ervoor zorgde dat Jezus gevangen genomen werd. Daarna werd hij vervangen door Mattias.
Speel dan met de kinderen een spel met de namen van de apostelen.
Namenspel
Nodig:
• Blinddoek
• Afgebakende ruimte
Een van de kinderen krijgt een blinddoek om. Dit kind speelt Jezus. De andere kinderen zijn de leerlingen. Ze krijgen allemaal de naam van een leerling. Het kind probeert de leerlingen te vinden. Hij mag de leerlingen van Jezus bij naam proberen te roepen. Daarvoor moet hij diep nadenken hoe de leerlingen ook al weer heten. Als Jezus een leerling roept dan moet de leerling reageren met 'hier ben ik!'. De leerling moet dan ook stil blijven staan en mag niet proberen te ontsnappen.
Wanneer Jezus geen namen meer weet mag een ander het proberen. Wanneer alle apostelen gevonden zijn is het spel afgelopen.
Vaderdag knutsel!
Op vaderdag verwennen we alle vaders met een prachtige rozet. Zodat iedereen kan zien hoe blij je met hem bent.
Natuurlijk knutselen we hem zelf.
Nodig:
- wit papier
- dik gekleurd papier voor de stroken en de ondergrond van het midden
- voorbeeldvel binnenkant rozet
Doen:
Op de website nobody-else.nl vonden we een mooi voorbeeld van een vaderdag rozet.
Voor het hart van het rozet kun je daar het werkblad afdrukken en de kinderen laten kiezen, of teken zelf een rondje uit een wit papier van een centimeter of 4 of 5.
Knip het rondje uit, laat de kinderen er zelf iets in tekenen of schrijven of kleur een van de rondjes van het werkbla. Plak het als het klaar is op dikker gekleurd papier. Knip daar een net iets groter rondje uit.
Zo is de binnenkant van je rozet klaar.
Knip twee stroken van het gekleurd papier, en knip er een driehoekje uit aan de onderkant. Dat zijn de linten.
Maak van een wit A4 in de lengte twee stroken van 5 centimeter breed. Vouw deze stroken als een trapje op, zodat een harmonica-strook ontstaat. Plak de twee stroken aan twee kanten aan elkaar zodat een rondje onstaat.
Leg dat plat neer en plak het middengedeelte op het harmonicarondje.
Draai de rozet om en plak de linten erachter.
Om hem echt te kunnen dragen kun je er een speldje of klein kneipertje achter plakken.
Wil je precies werken, download dan de handige printables van nobody-else.nl
Achtergrond
Op weg gezet
In de lezingen van deze zondag en dan met name tussen de evangelielezing en de lezing uit het boek Exodus is een wonderlijke relatie. Het evangelie spiegelt zich als het ware in de traditie van Exodus. Het volk heeft toen de opdracht gekregen Gods woord te beleven en uit te dragen. In Jezus’ optreden met daarbij het doorgeven van zijn opdracht aan de leerlingen voltrekt zich de voortgang van dit proces. Het Matteüs evangelie roept meerdere keren die relatie op tussen Mozes en Jezus met het oog op het daadwerkelijk volbrengen en doorgeven van de Tora.
Matteüs 9,36 – 10,8
Deze tekst is de aanvang van een nieuwe episode in het Matteüs evangelie, het begin namelijk van de redevoering van Jezus tot zijn leerlingen. Die opent met de gelijkluidende zin als van de Bergrede (Mt.5,1). In de Bergrede staat het leven naar de Tora centraal als opdracht. Daarmee wordt duidelijk aangegeven, dat alles zich richt op het heil en de verheffing van de mensen, de menigte, het volk. Jezus toont zich geraakt door de situatie van het volk.
Opvallend is dan, dat in 9,36 er uitdrukkelijk bij vermeld wordt: ‘als schapen zonder herder’. Het volk heeft dus goede leiders (de leerlingen) nodig. Opnieuw wordt dit bevestigd in vers 10,6, zodat dus aangegeven wordt: het nu echt gaat om zijn leerlingen, die leiders moeten zijn. Ook zij moeten zich richten tot het volk van Israël, zoals in Exodus genoemd wordt het huis van Jakob en de zonen van Israël. Door uitdrukkelijk te spreken van ‘de twaalf’, verwijzend naar de twaalf stammen van Israël, wordt de band met Mozes en zijn opdracht aangegeven. Het woord ‘oogst’ (vers 9,37) roept bovendien nog de gedachte op aan de eindtijd, de eschatologie. De zending van de leerlingen spitst zich toe op de aankondiging van ‘het koninkrijk van de hemel’ en het heil, het welzijn van het volk (10,7-8). Dat perspectief richt zich vooral op de ‘genezing’ in de meest brede zin en is aspect van de Messiaanse verwachting en de eindtijd verachting. In het Achttiengebed, een van de Joodse dagelijkse gebeden welke in Jezus’ tijd gangbaar zijn, is dit perspectief volop aanwezig en wordt God de Geneesheer genoemd.
Matteüs laat zien, dat Jezus als goede leermeester met een duidelijk doel en een duidelijke opdracht zijn leerlingen vormt en onderricht, zoals Mozes op advies van Jetro met beleid en goede organisatie de leiding het volk op zich neemt.
Het doorgeven van de opdracht is altijd een leerproces geweest. Het onderricht van de Tora, zowel de schriftelijke als de mondelinge Tora, voltrekt in de samenspraak van leraar en leerling. Ook in Jezus’ dagen zijn er vele leraren die met hun leerlingen zich ten dienste van het volk met dit onderricht bezig houden. Te midden van hen vormt Jezus zijn eigen kring van leerlingen, leerschool, opdat die leerlingen zijn werk zullen voortzetten. In die vorming door de leraar worden ze bekleed met gezag, een zending met autoriteit. In deze traditie van onderricht leeft heel sterk, dat het gaat om het leven van rechtvaardigen, de zadikim, onder het volk. Zij zijn de verborgenen, die bij uitstek de dragers zijn van de heilsverwachting in relatie met de komst van de Messias.
Voor Matteüs en in de gehele evangelieverkondiging concentreert zich dit op Jezus als de verwachte Messias, die middels zijn leerlingen dat proces van heil zal voortzetten tot in de tijd van de ‘oogst’, welke tijd al is aangebroken. ‘Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij” (Matt. 10,7).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten